Post by JohannesPost by HenryWij komen er niet uit is het georven of geërfd
henrij
"Officieel" is het 'erven-geërfd'.
Volgens VD komt 'orf-georven' wel voor in volkstaal en schertsend
taalgebruik.
Maar ook dat is natuurlijk een aspect van de Nederlandse taal.
Ik meen soms ook wel 'ierf-georven' te hebben opgevangen (analoog aan
'wierf-geworven' en 'stierf-gestorven').
Ik ben er nog eens verder ingedoken.
Het WNT, dat de woordenschat vanaf ongeveer het jaar 1500 behandelt,
besteedt bijna elf kolommen aan het werkwoord 'erven' en geeft tal van
(oude) citaten met hun vindplaatsen. Zie WNT, deel III, derde stuk, kolommen
4218 tot en met 4228. Het WNT noemt 'erven' een ZWAK werkwoord, dus:
erven-erfde-geërfd. En geeft ook geen voorbeelden van een sterke vervoeging.
Die moet dus welhaast een recente taalontwikkeling zijn. En omdat die nooit
overal tegelijk en overal even sterk plaatsvindt, wordt zo'n
taalontwikkeling mogelijk ervaren als volks taalgebruik, schertsend
(opzettelijk zoals het eigenlijk niet moet) taalgebruik, dialect of
regiolect.
Waar ik vandaan kom (Zuidoost-Noord-Brabant), hoor ik vrij vaak 'erven' in
de sterke verbuiging.
Ik heb er het boek "Dialekt van Kempenland" van A.P. de Bont, deel II,
vocabularium (1958) ook op nageslagen en vind op blz. 45 onder het lemma
"ä.r(e)ve(n)" [dat e'tje hoort op zijn kop te staan, maar dat kan ik op de
computer niet produceren] dit werkwoord als "zwak" betiteld, maar met de
mededeling dat de verleden tijd gewoonlijk "orf" is en het verleden
deelwoord "georven".
Hoe hier "gewoonlijk" moet worden verstaan, is mij niet geheel duidelijk.
Meestal, in tegenstelling tot de eigenlijke zwakke vervoeging? In veel, maar
niet in alle dorpen? Dat het werkwoord, hoewel officiéél "zwak", hier
éigenlijk "sterk" is?
In dit "Dialekt van Kempenland", maar dan in deel I, klank- en vormleer
(1962), vinden we op blz. 425 de mededeling dat het werkwoord 'erven' geheel
sterk is geworden, naar het voorbeeld van 'sterven'. Dus ook hier is het
werkwoord oorspronkelijk zwak, maar ingevolge een recente taalontwikkeling
nu sterk.
[Let wel: het is dan wel sterven-stierf-gestorven, maar erven-orf-georven.
Hoewel erven-ierf-georven thans ook gehoord wordt.]
Elders zullen wel soortgelijke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan of nog
aan de gang zijn.
De ANS* vermeldt bij 'erven' de vormen 'erven-erfde-geërfd' en alleen bij
het voltooid deelwoord een nevenvorm: 'georven'. Met de aantekening dat
'georven' alleen schertsend in de spreektaal wordt gebruikt. Ook vermeldt de
ANS (in de inleiding) dat dialect in de ANS niet behandeld wordt (idem
jargon, kindertaal en formeel literair taalgebruik).
Ikzelf acht 'erven-orf/ierf-georven' thans niet meer niet meer schertsend of
spreektalig. En ook geen dialect meer, maar een in de taalpraktijk gegroeide
en geaccepteerde nevenvorm.
Maar "officieel" (wat dat ook moge zijn) is het 'erven-erfde-geërfd', zoals
de oorspronkelijke vorm is. Bij twijfel kieze men dus voor alle zekerheid
voor de zwakke verbuiging.
* Ik bezit niet meer de allerlaatste druk, dus misschien (?) is de laatste
druk op dit punt verbeterd/geactualiseerd???