Post by Peter SmuldersPost by sybmathicsWe kennen allemaal de uitdrukking: drie maal is scheepsrecht.
Maar,
Wat is een scheepsrecht?
Waar komt de uitdrukking vandaan?
Hoe is de figuurlijke betekenis ontstaan?
Wie het weet mag het zeggen.
Ha, mag ik?
"Waar het oproeping ter terechtzitting geldt, wordt hier en daar o.a. in
zeezaken aan de drie ten overvloede, om de maat vol te meten, nog een vierde
toegevoegd.
"Ook dit gebruik schijnt nu nog in den volksmond bewaard, maar in een vorm,
dien ik niet volkomen kan verklaren, nl. in dezen driemaal is scheepsrecht,
en één voor den knecht."
S.J. Fockema Andreae, 'Spreekwijzen en vormen aan het oude recht ontleend'
in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1898
http://www.dbnl.org/tekst/_jaa002189801_01/_jaa002189801_01_0013.htm
Bij Stoett, ook in te zien via dbnl.org, vind je voorts nog het
onderstaande. Ik laat het eerste deel staan, maar het scheepsrecht komt
pas echt aan het einde aan bod:
<stoett>
490. Alle goede dingen bestaan in drieën.
Prof. Fockema Andreae deelt, naar aanleiding van dit gezegde in de
Mededeelingen van de Maatschappij der Nederl. Ltk. 1897-98, bl. 117 het
volgende mede: Het getal drie speelt, het is bekend, in de oude zeden een
groote rol 1) , maar allicht zou de algemeene uitspraak niet zoo absoluut
voortleven in den volksmond, als zij niet als rechtsregel van groote
beteekenis was geweest. Er zijn 3 dingen (d.i. gewone terechtzittingen), 3
gemeene waarheden, 3 ommegangen. Het echte ding duurt 3 dagen. Eerst
driemalig verstek heeft volledig gevolg. Wie zijne macht over eene
onroerende zaak uiterlijk wil vertoonen, moet die 3 dagen bezitten, en er
3 gasten ontvangen. Een pand mag eerst aan den pandhouder in eigendom
worden toegewezen, als het 3 maal ter lossing geboden is. Is er gepand aan
iemands poortrecht, dan moet hij 3 maal om den blauwen steen worden geleid
alvorens te worden ontpoorterd. Wie hapert of stamelt bij het doen van den
eed, wordt geacht dien niet gedaan te hebben. In gewichtige zaken mag hij
echter den eed driemaal beproeven. Bij verkoop moet men somtijds de zaak
driemaal bieden, uitroepen (om tot verzet gelegenheid te geven). Vandaar
ongetwijfeld nog eens eenmaal, andermaal, ten derden en laatsten maal.
Waar het oproeping ter terechtzitting geldt, wordt hier en daar o.a. in
zeezaken aan de drie ten overvloede, om de maat vol te meten, nog een
vierde toegevoegd. Ook dit gebruik schijnt nu nog in den volksmond
bewaard, maar in den vorm, dien ik niet volkomen kan verklaren, nl. in
dezen: driemaal is scheepsrecht, en éen voor den knecht; vgl. fri. trije
is skippers-rjucht en ien for de feint (d.i. drie is schippersrecht en éen
voor den knecht 2) ). Zie ook Boefje, 146: Hij nam er nog maar eentje
voor 't sjegrijn, en 'n slaapmussie, en eentje omdat driemaal scheepsrecht
is; Molema, 366 b: 't Darde moal is schippersrecht; Eckart, 85: drêmael is
Bûrrecht; Dirksen, II, 20: dremâl is ôstfrese recht; Wander I, 695; Ons
Volksleven VIII, 229 en Antw. Idiot. 378: alle goede dingen bestaan in
drij; fr. le troisième coup fait feu; hd. aller guten Dinge sind drei;
eng. the third time is lucky; third time is catching time.
1) Vgl. Grimm, Rechtsalterth.4, I, 286-287
2) Volgens het Fri. Wdb. III, 316 mocht vroeger, toen ook van uit
Holland komende tabak in Friesland belasting werd geheven, ieder schipper
voor eigen gebruik drie pond aan boord hebben en één voor den knecht. Deze
vier pond was vrij. - Prof. Fockema Andreae schreef aangaande deze
zegswijze: Zooals bekend is, was driemaal in vele opzichten recht,
waarbij evenwel vaak ex superabundantia een vierde kwam. Daar nu ook op
zee driemaal in vele gevallen recht was (o.a. was de schipper verplicht
drie maaltijden aan de schiplieden te geven), werd eene onbetamelijkheid
onder het schaften gestraft met drie slagen met de gortspaan, wordt
driemaal hoera geroepen, en wordt een lijk met een éen-twee-drie, in Gods
naam over boord gezet, kan men gedacht hebben, dan moet bij die driemaal,
die scheepsrecht zijn, ook een vierde, die men dan in scherts en
onnadenkend iets voor den knecht heeft genoemd. Op eene dergelijke wijze
kan dit achtervoegsel zijn ontstaan, toen men den eigenlijken zin der
zegswijze niet meer begreep. Ook in het Nederduitsch is eene dergelijke
zegswijze bekend, o.a. bij Reuter, 98: dreimal is recht, dat virte Mal en
Schinnerknecht (schinderknecht); zie ook Frischbier, II, 2144.
</stoett>
<http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01/stoe002nede01_0494.htm>
--
Pookte pramen