Post by Arjan GroenemeijerPost by Frits ZandveldPost by scorleNah m'knecht, dat benne al twei en twuntig berichies boi m'kaer skreven over
't West-Fries. Deer hewwe we 'n toid op 'wacht. D'r benne aars
skoftig woinig messe op streit te vinde die nag knap owze taal
praete kenne, ze begroippe het naggeniesse.
We moste maer 's mette cluppie messe de streit op de stroit angaen
in tweideuzendvoif, aars gaen ze allegaer te boskippe in de
aengesse tael. De Skosse tael skoint aars ok trekkies van owze
tael te hewwe, dat kroije as je
boi m'kaer met skuite te warskippe gaene.
Nah, m'joon, meist ofloupen v'daeg, 'k gaendr's sleipe!
En ik herken er weinig Frysk in.
benne - binne
deer - dêr
hewwe - hawwe/hewwe
skreven - skreaun
aars - oars
allegaer - allegearre
te boskippe - te boadskipjen
gaene - gean/geane
Als je de woordenboeken naast elkaar legt
zie vast nog veel meer overeenkomsten ...
Nog meer voorbeelden:
http://genealogy.about.com/library/surnames/r/bl_name-ROSS.htm (uit
1917)
"Tusschen de meeste dialecten, liggen overgangen, middenzones en
randdialecten. Een enkele maal echter is de grens tusschen twee
taalgebieden vrij scherp en is er van overgangsdialecten in de volle
beteekenis van het woord geen sprake. Welnu de Zuid-Friesche taalgrens
heeft bedoelde eigenschap in hooge mate. Hier vormt de Tjonger een
scherpe scheiding. Een heele streng van 20, 30 isoglossen loopen
grootendeels door de bedding dezer rivier.[...]
9. De Friesche Molenaarstaal. Onder alle Friesche sociale groepen is
zeker het merkwaardigst de z.g. molenaarstaal (en in verband hiermede de
taal van wind, water en weer) wegens den invloed, die er van op het A.B.
Nederlandsch uitging. [...]
10. Friesch en Engelsch. Door hun afkomst zijn de Friezen eigenlijk
nauwer verwant aan de Engelschen dan aan de Franken. Daarom vertoont het
Friesch nog heden ten dage zoo groote overeenkomst met het Engelsch.
Niet alleen Angelen en Saksen, maar ook Friezen waren het, die in de
dagen der volksverhuizing Engeland hebben veroverd. [...] Het zijn dus
geen ontleeningen, wanneer men in het Engelsch en in het Friesch
gelijksoortige klanken en woorden heeft, afwijkende van het A.B.N., maar
overeenkomsten als gevolg van gemeenschappelijke herkomst. [...]
20. Het West-Friesch. Het West-Friesch onderscheidt zich van al de
andere tot nog toe behandelde Friesche dialecten, doordat het sterk
vernederlandscht is. Die vernederlandsching begon reeds in de
Middeleeuwen, toen het West-Friesch na het ontstaan der Zuiderzee
afgescheiden werd van den centralen dialectburcht in de tegenwoordige
provincie Friesland. Iemand, die b.v. voor het eerst een stukje
Amsterdamsch hoort of leest, dat van huis uit een Friesch dialect is,
zal daarin niet onmiddellijk meer de Friesche herkomst herkennen. [...]
23. Amsterdamsche stadsdialecten. Een taalverschijnsel, dat zich veelal
in groote steden vertoont, nl. een splitsing van het hoofddialect in
kleinere dialecten, is in het Amsterdamsch vrij duidelijk waar te nemen.
Een peuteraar heeft zelfs 19 dialecten in de taal van onze hoofdstad
willen onderscheiden. De goe-gemeente slikte in de jaren 1860 tot '70
eenvoudig alles, wat 'taalgeleerden' haar wenschten op te disschen.
Zonder in die belachelijke overdrijving te vallen is het bij eenig
nadenken voor eenieder wel duidelijk, dat het Amsterdamsch van de
deftige Keizers- en Heerengracht anders moet zijn dan de taal van de
Jordaan. [...]
25. Kattenburgsch. [...] Het Kattenburgsch bevatte en bevat nog
Noorsche, Deensche maar vooral Friesche bestanddeelen, en al zal men
tegenwoordig niet dikwijls meer hooren: mójjók geskórre worre (moet jij
ook geschoren worden), de Friesche uitspraak van sch als sk is nog
steeds in zwang bij de woorden schip en schuit die skip en skuyt (uy ook
in luyzig, duyzend, echt Frankisch als eu van meuble) klinken. [...]
27. Het Jordaansch. Het Amsterdamsche dialect echter, dat van al de
andere stadsdialecten misschien wel het weligst leeft en tiert, is het
Jordaansch. Oorspronkelijk een boeren-tongval, wordt het op het
oogenblik het meest gesproken in het stadsdeel tusschen Brouwersgracht
(N.), Raamstraat (Z.), Lijnbaansgracht (W.) en Prinsengracht (O.).
Sedert 1612 kwam de buurt, waar vooral tuiniers en hoveniers woonden,
binnen de omwalling te liggen. De vlg. klankeigenaardigheden hoort men
o.a. in dit dialect:
ui klinkt eu als in Fransch leur (bijna juist als in het Kattenburgsch),
ij klinkt aa b.v.: vaaf, maad, daak (vijf, meid, dijk, ook in Brabant),
à klinkt vaak è: Jènn, mènn (Jan en man, denk aan het Friesch),
è klinkt vaak ì b.v.: mins, cint, ik bin (deze woorden met duidelijken
neusklank uitgesproken, juist als in Brabant),
ì klinkt vaak ù: Wullem, zul(le)ver (hier zijn v en w de aanleiding),
o klinkt vaak ou b.v: mouwje bouwmen (mooie boomen),
ou klinkt vaak ô: kôd, hôt (koud, hout), denk aan Friesch en Engelsch.
--
Affijn, Ruud ` - Ž
+ ` Ž *
Ž ` Jvr qvg yrrfg,
Ž = ` fgresg wbatre.