Post by JelleWat is de verleden tijd hiervan?
Euh...
zweefvliegen, [geen presens], [geen preteritum], ?zweefgevlogen
in mijn beleving althans. Ik zou in alle tijden een omschrijving gebruiken,
zoals "ik ben/was aan't zweefvliegen" of (habitueel) "ik doe/deed aan
zweefvliegen". Als voltooid deelwoord is "zweefgevlogen" nog wel acceptabel,
maar als ik moest kiezen tussen "Ik heb gisteren zweefgevlogen" en "Ik ben
gisteren wezen zweefvliegen", dan wordt het toch de laatste.
Voor de parallelle discussie:
stofzuigen
Presens:
- habitueel intransitief: ik zuig (elke maandag) stof
- transitief: ik stofzuig (elke maandag) de kamer, *ik zuig de kamer stof
- anders: ik ben (de kamer) aan't stofzuigen
ik ben (*de kamer) stof aan't zuigen
("continuing aspect" dus, verdient mijn voorkeur)
(En hé, ik maak dus een onderscheid transitief/intranstief. Leuk te weten.
Zelfs tussen intransitief (ik ben stof aan't zuigen) en schijn-intransitief
(transitief zonder lijdend vw.). Je leert elke dag bij...)
Preteritum:
- habitueel intransitief: ik zoog (elke maandag) stof
- transitief: ik stofzoog (elke maandag) de kamer, *ik zoog de kamer stof
- anders: ik was (de kamer) aan't stofzuigen
ik was (*de kamer) stof aan't zuigen
Voltooid deelwoord: ik heb (de kamer) (elke maandag) stofgezogen.
Waarschijnlijk ligt er onder het intransitieve werkwoord toch nog een
betekenis [zuig --> stof-PATIENS] die ervoor zorgt dat "ik zuig/zoog stof",
"ik ben/was stof aan't zuigen" en "ik heb stof gezogen" (let op de spatie!)
grammaticaal maakt. Zodra het werkwoord transitief wordt, is de PATIENS-rol
al vergeven aan "de kamer" (in mijn voorbeelden dan) en móet het werkwoord
wel ...
en toen kwam ik vast te zitten.
Ik wilde een parallel trekken met bijvoorbeeld "wegbrengen" of
"droogleggen", maar dat werkt niet helemaal, getuige dezelfde rijtjes als
hierboven voor deze werkwoorden:
Presens (m.m. preteritum):
- intransitief: bestaat niet
- transitief: ik breng het boek weg, ik leg de polder droog
*ik wegbreng het boek, *ik droogleg de polder
- cont.asp.: ik ben het boek weg aan't brengen, de polder droog aan't
leggen.
ik ben het boek aan't wegbrengen, ik ben de polder aan't
droogleggen
Voltooid deelwoord: ik heb het boek weggebracht, ik heb de polder
drooggelegd.
Maar goed, "het boek" heeft ook niet dezelfde theta-rol als "weg" (patiens
vs. allatief), en "de polder" niet dezelfde als "droog" (patiens vs.
geen-flauw-ideatief (resultatief?)) -- terwijl "stof" wel dezelfde theta-rol
heeft als "kamer" (beiden patiens) dus misschien is het wel logisch.
Euh...
Hernieuwde poging:
Zoals al gezegd is het heel goed mogelijk in de betekenis van het
intransitieve werkwoord "stofzuigen" nog een transitieve betekenis "stof
zuigen" [zuig ---> stof-PATIENS dus] te lezen. Een betekenis waarvoor de
voltooid deelwoord-constructie zonder enige twijfel "stof gezogen" heet. Het
voltooid deelwoord van "stof zuigen" is dus "stof gezogen". Niet zo heel erg
verwonderlijk dus dat het voltooid deelwoord van "stofzuigen-zonder-spatie"
bij heel veel mensen "stofgezogen-zonder-spatie" wordt. Kwestie van
herinterpretatie dus (jahoor, daar istie weer).
Volgens mij gaat het verhaal over theta-rollen bij het transitieve werkwoord
(vlak voor ik vast kwam te zitten) nog wel op, want "stof" kan niet zonder
PATIENS-rol staan op de plek in de zin waar het werkwoord de theta-rol
PATIENS toekent. (En blijkbaar ook niet op de plek waar andere theta-rollen
staan, zie "wegbrengen" en "droogleggen".)
(Als er in dat theta-rollenverhaal een kern van waarheid zit: "Vliegen" kent
geen enkele theta-rol toe aan "zweef", en het woord zal zich dan gedragen
als het transitieve "stofzuigen": ik zweefvlieg, ik zweefvloog, ik heb
zweefgevlogen. En ik moet toegeven: ik kijk er dan wel raar tegenaan, maar
ze krijgen hoogstens vraagtekentjes, geen sterretjes zoals "*ik vlieg zweef,
*ik vloog zweef, *ik heb zweef[ ]gevlogen".
Voor wat betreft stofzuigde/stofzoog en zweefvliegde/zweefvloog: de
sterke werkwoordsvervoeging is inderdaad niet meer productief (mailen n.a.v.
stelen: *m/e/len, *mal, *gemolen) maar in samenstellingen lijkt me niet dat
we al die woorden meteen zwak hoeven te maken. Zelfs al komt "stofzuigen"
niet van "stof zuigen" maar van "stofzuiger" -- want een stofzuiger heeft
wel degelijk te maken met [zuig ---> stof-PATIENS] (en dus komt het wél van
"stof zuigen).)
Lijkt mij zo.
Remco.